Over schedels en graven

Werkput 49 is dit jaar aangelegd in het noordoosten, op ca. 30 m van de kapel. We willen in deze put graag onderzoeken of het grafveld, zoals gezien in werkputten in de omgeving, zo ver noordoostelijk nog doorloopt. In 2021 vonden we – doorsneden door de tweede fase van de insteekhaven – al eens een verstoorde begraving. Zou het grafveld echt zo uitgestrekt zijn?

 

Locatie werkput 49 te Yesse (2024)

In 2022 werd 15-30 meter westelijk van WP49 al eerder een deel van het grafveld ontsloten (in werkput 43). Opvallend was dat het oostdeel van die werkput zeer rijk aan begravingen was. Er was sprake van grafkuilen en grafkisten die elkaar vaak oversneden, en dus ook elkaar verstoord hebben. Er is dus te Yesse in de loop van de eeuwen niet overal een formeel grafveld geweest waarbij de locatie van ter aarde bestelde individuen gemarkeerd bleef.

Graven in werkput 43 te Yesse

Het doel van Wp49 was dus om vast te stellen óf, en zo ja met welke dichtheid, hier menselijke begravingen voorkwamen. De kennis dat er graven kunnen zijn, maakt dat we hier niet met de graafmachine aan de slag gaan. Door handmatig en zeer voorzichtig dunne laagjes grond weg te schaven, kunnen we eventuele begravingen blootleggen zonder ze schade te berokkenen. Bij de eerste vermoeden van resten bot, gaat ook de schep aan de kant en stappen we over op zachte borstels, en houtjes.

De verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen in WP49 botresten tevoorschijn kwamen. Maar al snel werd duidelijk dat het geen menselijke begraving was. Een langgerekte schedel toonde zich in het vlak, met grote oogkassen en lange voortanden. Duidelijk een paard, en op basis van de nog aanwezige onderkaak en nekwervels, moet van een complete begraving worden uitgegaan, die dus nog ten zuiden van de werkput doorloopt. Enkele in de kuil aanwezige scherven doen vermoeden dat het paard vrij laat – in de 17e of 18e eeuw – pas is begraven. Op basis van de vage lijnen en verkleuringen zichtbaar ten noorden ervan (die de suggestie van een west-oost aangelegd graf bieden) is het mogelijk dat bij het begraven van dit paard onderliggende menselijke begravingen zijn verstoord geraakt.

Dierbegraving (paard) in WP49 te Yesse. De grijze lijnen in de foto links geven mogelijk een grafkist aan.

Om te onderzoeken óf en in welke mate nog menselijke resten resteren, is besloten om het paardenhoofd te lichten. Maar voor dat dit kan gebeuren, proberen we eerst zoveel mogelijk informatie vast te leggen.  Zo is aan de stand en de groeven in een gebit van een paard de leeftijd in te schatten. Dit moet een tamelijk oud paard zijn geweest, van minstens 15 jaar oud. Ook is op basis van de afwezigheid van hoektanden (hengstentanden) te veronderstellen dat het hier een merrie betreft. Helaas was de conditie van de schedel van deze merrie zeer slecht: veel delen waren gebroken en werden enkel door het zand bijeen gehouden. Het lichten van zo een schedel moet dan ook zeer behoedzaam – en ondersteund door een drager (hier een houten plank) worden ondernomen.

Lichten van een paardenschedel (WP49 te Yesse)

Nu de weg vrij is door het lichten van de paardenschedel, zal met even grote zorgvuldigheid verder worden gezocht naar menselijke botresten. Hierbij is echter de insteek deze niet te lichten. Natuurlijk kunnen we het meeste leren als we alle mensenbotten mee zouden nemen een laboratorium in, maar te Yesse wegen we onze wetenschappelijk nieuwschierigheid ook af tegen ethische belangen, zoals grafrust. Op een onderzoeksopgraving, waar in principe zaken niet door (nieuw)bouw verstoord worden, hoeft de honger naar kennis niet altijd te winnen. Piëteit met begravenen, ook na eeuwen, weegt hier zwaar mee.