Hoe de bouwers van Yesse precies greep hielden op de maatvoering van het klooster zal altijd wel onduidelijk blijven. We weten dat fundamentele instrumenten als maatstokken, schietloden en hoekmeters destijds al bekend waren, maar precieze (land)meetkundige instrumenten waren nog niet beschikbaar.
Momenteel hebben we instrumenten om de hoogte(verschillen) nauwkeurig te kunnen meten. Voor enkel hoogte(verschil) gebruiken we een waterpas. Hiermee is een hoogte van een bekend punt (veelal een bronzen bout in een muur waarvan de absolute hoogte boven Nieuw Amsterdams Peil (NAP) bekend is) over te brengen naar een andere locatie. Maar soms willen we ook in coördinaatsystemen met drie assen (positie in een horizontaal X/Y vlak, en de hoogte) kunnen werken. Daarvoor gebruiken we een theodoliet. Dat is in essentie een instrument met een optische kijker (met lenzen, zoals een verrekijker), waarvan de hoek in het horizontale en vertikale vlak kon worden afgelezen. De oudste afbeeldingen ervan stammen al uit 1512.
Met de eeuwen, werd de techniek verfijnder. In 1784 werd een prachtig en precies exemplaar vervaardigd door de Engelse instrumentmaker Jesse Ramsden. Het apparaat duurde drie jaar om te vervaardigen en was bijna 90 cm in diameter. Maar ook hiermee waren enkel hoeken te meten, zodat afstanden indirect met wiskundige formules (triangulatie) moesten worden afgeleid.
Pas in 1968 komt de techniek beschikbaar om – gebruik makend van een infrarood lichtstraal, waarvan de tijd tussen wegsturen en weer terug opvangen gebruikt werd voor de afstand – direct afstanden te kunnen meten. Vanaf dat moment was het mogelijk om direct in drie coördinaten (X, Y en Z) te kunnen meten. Zo worden te Yesse belangrijke vondsten direct in het Nederlandse coördinatenstelsel ingemeten.
Uiteraard leren ook de studenten kennismaken met, en omgaan met, zulke meetinstrumenten. Op de onderstaande foto staat uiterst links de ‘ouderwetse’ waterpas. In het midden staat een infrarood theodoliet (ook wel Total Station genoemd). Bij dit apparaat moet een bediener zorgen – door aan de stelschoeven te draaien – dat de lichtstraal precies op een complexe spiegel (het prisma) van geslepen glas valt, die de infraroodstraal weer terugkaatst. Het meest rechter apparaat is al weer wat moderner: het is een robotic Total Station. Hierbij zorgen motortjes in de het apparaat zelf ervoor dat de kijker altijd naar het prisma kijkt. Het apparaat volgt je dus terwijl je met het prisma de in te meten vondsten of werkputten langsloopt. Gemak dient de mens!