
Tijdens het onderzoek van de oostzijde van de kloostergangen, werd deze schijf van een mengsel van lood en tin gevonden. Het betreft waarschijnlijk een broche, die op de kleding (mantel, dus een mantelspeld) of hoed werd gedragen. Aan de achterzijde is vaak een naald aanwezig (hier vergaan) waarmee het door de stof kon worden gestoken. Aan de voorzijde is vaak een symbolische of religieuze afbeelding te zien. Met name bij pelgrims waren dit soort aandenkens aan het bezoek van specifieke steden of bedevaartsoorden populair. Zo waren middeleeuwse pelgrims veelal te herkennen aan hun staf, hoed met insignes en soms de St. Jacobsschelp.

Zulke lood-tin insignes waren echter niet alleen bij pelgrims in trek, te Yesse werd eerder al een 15e eeuwse mantelspeld in loodtin gevonden met de afbeelding van St. Maarten die zijn mantel afsneed voor een bedelaar. Waarschijnlijk werden ze als symbolische en persoonlijke uitingen van devotie gedragen en bewaard. Soms werden ze als amulet boven deurposten gespijkerd, in wijwater gedipt om hun ‘kracht’ te vergroten of geofferd in bronnen of rivieren (lees meer). Dat zulke insignes een waarde als amulet bezaten, is ook duidelijk uit het feit dat deze werden ingenaaid (of nageschilderd) in religieuze boeken.
