
Het scheelt om soms een geïnteresseerde archeozooloog te gast te hebben. In plaats van “een gek klein botje”, wordt dan direkt het werk al interessanter! Vandaag merkte Nynke de Boer dit piepkleine vogelbotje op bij het zeven. Het betreft een een tarsometatarsus, oftewel het botje laag in de benen van een vogel, net voor de ‘tenen’ beginnen.

Op basis van de vorm, is het een kraai-achtige (Corvidae). Lastige is echter dat veel – er verschillend uitziende vogels – tot die groep behoren. Denk aan kraaien, vlaamse gaaien, kauwen, of lijsters. Wat doet dit botje nou tussen het vol-middeleeuwse afval van Yesse?
Hoewel bekend is dat in Europa in de volle middeleeuwen kraaiachtigen zowel gebakken als in soep werden gegeten (bron), hoeven de vogels natuurlijk niet keukenafval te representeren. Ze kunnen wild zijn geweest, toevallig overleden en bij het afval zijn geraakt. Maar er is een derde, meer aansprekende optie.
Zangvogels waren in de volle middeleeuwen gezochte huisgenoten. Zo is er een afbeelding uit het getijdenboek van Catherina van Kleef (ca. 1440 AD), waarop diverse vogelkooien te zien zijn. Maar…zouden nonnen huisdieren gehad mogen hebben?

Het korte antwoord is nee. In de regels van Cisterciënzer orde (Instituta Generalis Capituli, 1133-1151 AD) wordt het houden van huisdieren, als onnodige en afleidende frivoliteit verboden (zie). Maar juist uit de uitgesproken verboden valt vaak af te leiden wat er toch gebeurde. Er zijn in de 13e eeuw diverse voorbeelden van abten die bij visitatie huisdieren aantreffen of zich laatdunkend uitlaten over nonnenkloosters omwille van hun zwakte voor honden, konijnen, en zangvogels (bijvoorbeeld). Zo werd in het 15e-16e eeuwse Hongaarse klooster Székesfehérvár een vrijwel compleet skelet van een kraaiachtige gevonden waarvan verondersteld was dat dit een huisdier betrof (bron).
Bewijzen kunnen we niets, maar het is te leuk om een ondeugende non te Yesse voor te stellen die – in weerwil van wet en gebruiken – een vogel temde en als gezelschapsdier hield. Het feit dat in Yesse veelal dames van goede komaf (deels adelijke families) zaten – en die wellicht thuis met (het temmen van) zangvogels bekend waren geraakt, maakt dit nog iets waarschijnlijker.