Eigenaars van katten weten dat ze enkel aan zichzelf gehoorzamen. Dat was in de Middeleeuwen al niet anders. En ook kloosterlingen konden ze tot waanzin drijven. In 1420 wordt een monnik te Deventer wakker met de teleurstellende vaststelling dat een kat in zijn manuscript geplast heeft. Onzet laat hij het bezoedelde deel van pagina leeg en vermaant (bron):
“Hic non defectus est, sed cattus minxit desuper nocte quadam. Confundatur pessimus cattus qui minxit super librum istum in nocte Daventrie, et consimiliter omnes alii propter illum. Et cavendum valde ne permittantur libri aperti per noctem ubi catti venire possunt.”

Vrij vertaald: Hier ontbreekt niets, maar een kat urineerde hier op een gegeven nacht. Vervloekt is die kat die over dit boek piste gedurende de nacht in Deventer, en de vele anderen die zijn voorbeeld volgden. Laat dit een les zijn geen boeken ‘s nachts opengeslagen te laten daar waar katten kunnen komen.
Ook andere manuscripten waren niet veilig voor katten. In 1445 vond een kat het geschikt om eerst door de zwarte kalligrafie inkt heen te lopen, en vervolgens een spoor te trekken door het manuscript.

Ook te Yesse sloegen deze onverlaten toe. Op een nog niet gebakken kloostermop, zijn duidelijk twee pootjes te zien van een kat die zich door niemand iets liet vertellen. Zelfs niet door de bouwers van Yesse!
