In de middeleeuwen had men geen lijntjespapier zoals wij nu dat hebben. In plaats daarvan moesten ze handmatig op elk vel perkament de belijning tekenen. Dit gebeurde met zogenaamde styli (ev. stylus). Deze waren van metaal (vaak lood) en vaak ongeveer 10cm lang. Ze werden ook in de kloostertijd veel gebruikt.

Zo ook in klooster Ter Apel. In het oostelijke deel van de opgraving, in werkput 6, is een puntje van een loden stylus aangetroffen. Dit deel van de opgraving onderzoekt de uitbouw die ooit hier geweest is. Wat er nog over is van onze stylus is een stukje van een centimeter. Met behulp van dit kleine puntje konden de monniken ooit hier goed hun werk doen.

