Kelkglas

In de puinlaag van werkput 22 is er gisteren een deel van een stam van een kelkglas gevonden. Een typische klooster vondst die wellicht in verband gebracht kan worden met de rijke geschiedenis van abdijbier.

Fragment van (de steel van een) kelkglas met comparandum uit “Schans op de grens”

Dit zou vermoedelijk een 18e-eeuwse kelkglas kunnen zijn, afkomstig uit een Noord-Duitse productieplaats. Zulke kelkglazen werden overal in Europa gemaakt, ook in de Nederlanden, en met de hand geblazen. Dit is ook te zien in het gevonden stam deeltje; er is namelijk een duidelijk zichtbare luchtbel.

Voorbeelden van 17e eeuwse Kelkglazen in de collectie van het Boijmans van Beuningen (links, midden, rechts).

Kelkglazen konden in de 18e eeuw zowel voor bier als wijn worden gebruikt, en ook nu nog wordt abdijbier het liefst in kelkglazen geserveerd. Abdijbier is de term voor een bier dat door de paters van een klooster gebrouwen wordt of in naam verbonden is aan een kloosterorde. Zo is de oorsprong van bekende merken zoals Affligem of het Belgische merk Averbode ook afkomstig uit een abdij. Hedendaags worden sommige abdijbieren nog daadwerkelijk door de monniken op het terrein van de klooster gebrouwd. Maar vroeger kwam dit vaker voor als een manier voor het klooster om geld te verdienen.

Bierbrouwende monnik (Hans Franck, Biermesser, Mendel Band I (1506), fol.125v) (bron)

In 1465 werd het kruisheren klooster in Ter Apel gesticht. In het bouwplan van het klooster stond onder andere ook de realisatie van het ‘Back en Brouwhuys’ (de kloosterbrouwerij). De kruisheren waren zelfvoorzienend en slaagden naast hun pastorale functies ook in posities als imkers, vissers, bierbrouwers en broodbakkers – die van de restanten van het gist van het brouwsel werden gemaakt. De kloosterbrouwerij heeft uiteindelijk bestaan tot 1619 op het terrein van het huidige hotel Boschhuis.