Rand noch stand….waar kijken we naar?

Archeologie is puzzelen pur sang. Het zijn vaak maar scherven van de resten van overblijfselen uit het verleden die we terugvinden* (* vrij naar prof. Raemaekers). Zo ook dit brokje roodbakkend aardewerk uit werkput 21. Het is geglazuurd, maar niet een rand of wand van een pot, die vaak geglazuurd werden om ze waterdicht te maken. Waarom is het fragment zo dik en bijna rechthoekig van doorsnede?

Geglazuurd fragment roodbakkend aardewerk van Ter Apel

Hoogstwaarschijnlijk is het een handvat van een vetvanger. Vetvangers werden onder een braadspit geplaatst om het van het gevogelte of zoogdier afdruipend braadvet op te kunnen vangen (en zoals het bij een goede barbeque ook gaat…) daar door de kok vervolgens weer het vlees mee te bedruipen om een mals stukje gebraad over te houden!

In het beroemde getijdenboek van Catharina van Kleef (ca. 1440 AD) staat op folia 101 aan de onderzijde zo een vetvanger afgebeeld – met de lepel om mee te bedruipen ernaast. Door het lange handvat kon de chef veilig van het vuur weg toch zijn vlees bedruipen.

Miniatuur uit het Getijdenboek van Catharina van Kleef (ca. 1440 AD, Morgan Library MS M917/945 fol. 101). Kijk hier naar alle pagina’s.

Vaak bevatten de vetvangers ook een schenktuitje om het vet en vleesvocht als jus te kunnen gebruiken. Een vetvanger in roodbakkend aardewerk die gevonden is te Delft, is wel een echte alleskunner: deze is zowel vetvanger, als houder van het braadspit (op verschillende standen).

Vetvangers uit Delft, met ondersteuning voor het braadspit (bron).

Het fragment uit Ter Apel is eenvoudiger, het is waarschijnlijk een horizontaal geplaatst handvat aan een simpele vetvanger. In deze vorm bestaat de vetvanger vanaf de 15e tot in de 20e eeuw!

Vetvangers uit verschillende perioden (links: ca. 1400/1450 AD; bron)midden ca.  1675/1700 AD (bron), rechts 19e eeuws, Frankrijk (bron).